Sacrale neuromodulatie voor de behandeling van urine- en fecale incontinentie

Deze geavanceerde behandeling maakt gebruik van lichte elektrische pulsen en kan u de controle teruggeven over zowel uw blaas- als darmfunctie.

Voor wie is het bedoeld?

Wat houdt het in?

Sacrale neuromodulatie is een procedure die wordt gebruikt voor de behandeling van complicaties in verband met een overactieve blaas (OAB), urineretentie en aandrangsincontinentie. Deze behandeling houdt in dat er een apparaatje in de onderrug wordt geplaatst, naast de sacrale zenuw. De sacrale zenuw speelt een belangrijke rol bij het legen van de blaas. Door deze spier te stimuleren met elektrische stroom wordt de gezonde werking van de blaas bevorderd. Desgewenst kan de behandeling worden teruggedraaid en het apparaatje worden verwijderd.

Aangezien de sacrale zenuw ook een belangrijke rol speelt bij de controle van de anale spieren kan sacrale neuromodulatie ook worden gebruikt voor de behandeling van fecale incontinentie. Sacrale modulatie is daarom een goede behandelingsoptie voor patiënten met gemengde incontinentie.

medtronic neuromodulatie

Waar kan ik meer informatie vinden?

Bekijk de volgende video’s of download de patiëntenbrochure voor meer informatie over sacrale neuromodulatie:

Video afspelen

Waar kan ik naartoe voor een behandeling?

Referenties

Leong R.K et al Satisfaction and Patient Experience with Sacral Neuromodulation: Results of a Single Center Sample Survey; Journal of Urology. 2011; vol. 185, 588-592.

Steven Siegel et al. Five year follow up Results of a prospective, Multicentre Study of Patients with Overactive Bladder treated with Sacral Neuromodulation. Journal of
Urology Vol, 199, 229-236, january 2018.

Van Wunnik BP, Govaert B, Leong R, Nieman FH, Baeten CG. Patient experience and satisfaction with sacral neuromodulation: results of a single-center sample
survey. Dis Colon Rectum. 2011 Jan;54(1):95-100.

Hull et al. Long-term Durability of Sacral Nerve Stimulation Therapy for Chronic Fecal Incontinence Dis Colon Rectum 2013; 56: 234–245.